Foto: Peter Nieuwenhuijsen

Lyndenstein Not open to the public

19th-century country house (1821), includes a garden separate from the house at the other side of the road, a so-called 'Overtuin'. Now the house serves as office space for a convalescent home. The 'Overtuin' is open to visitors.

Lyndenstein verrees op de plaats van de state Nieuw Fockens. Dit bezit van Livius Lycklama à Nijeholt, grietman van Opsterland, vererfde op Frans Godard van Lynden, eveneens grietman. Hij liet in 1821 Lyndenstein bouwen naar het ontwerp van Abraham Bruinsma, architect in Leeuwarden. Het gebouw kreeg twee bouwlagen op een souterrain, onder een hoge kap. De voorgevel werd zeven raamvakken breed met een vooruitspringend middengedeelte van drie ramen. Dit deel kreeg extra accenten zoals een zuilenportiek achter een brede trap, een balcon en een fronton.

Na de bouw van het huis werden de tuin en de overtuin aangelegd door tuinarchitect L.P. Roodbaard. Alleen in de overtuin is zijn schepping bewaard gebleven. Daar staat nog een 18de eeuws beeld van Neptunus van Ignatius van Logteren, afkomstig uit een vroegere aanleg. Achterin de tuin stond het inmiddels afgebrande prieel, de Turkse tent.

Na 1864 werd het huis betrokken door Reinhard baron van Lynden, zijn vrouw en dochter Cornelia. Lyndenstein vererfde in 1915 aan de naar hun vroeg gestorven dochter genoemde stichting om als kinderziekenhuis te dienen. Toen is het gebouw door de architecten Van Nieuwkerken gewijzigd. Het fronton is ‘opgetild’ om de uitbouw vanuit de zolder mogelijk te maken. Nu herbergt het gebouw een revalidatiecentrum. De overtuin is vrij toegankelijk.

Bomen (pn):

In het Landelijk Register van Monumentale Bomen vinden we, wat de Overtuin van Lyndenstein betreft, de volgende bomen.

  1. Aan het begin van de vijver, iets naar links (vanaf de straat gezien): een Ierse taxus, achtstammig
  2. Rond de vijver in totaal vijf zomereiken uit de tijd van de aanleg (1832)
  3. Aan het eind van de vijver een Hollandse linde. Mogelijk ook uit de tijd van de aanleg.

.

Bewoner van Lyndenstein is onder meer het Cornelia-fonds, genoemd naar de jonge freule Cornelia van Lynden, wier biografie door het fonds online is gezet. Kort samengevat:

Cornelia Johanna Maria van Lynden werd op 18 mei 1860 geboren in Den Haag als dochter van Reinhard Boelens baron van Lynden en Maria Catharina barones van Pallandt. In de eerste jaren van Cornelia’s leven vervulden haar moeder en een kindermeisje de hoofdrollen in haar opvoeding, die conform negentiende-eeuwse maatstaven gericht was op de toekomstige rol van moeder en echtgenote. Cornelia kreeg het mooiste en duurste speelgoed om mee te spelen, zoals een prachtige pop met een poppenhuis. De gedachte achter het stimuleren van het spelen met poppen, was dat meisjes daardoor al vroeg de zorgende kant zouden ontwikkelen. Vanaf haar zesde levensjaar kreeg Cornelia een gouvernante van wie ze Nederlands leerde lezen en schrijven. Toen ze wat ouder was, kwam er een Franstalige gouvernante in huis, die de opvoeding grotendeels overnam. Tijdens haar kinderjaren verliet de familie Den Haag regelmatig om op bezoek te gaan bij Cornelia's grootouders in kasteel Neerijnen of bij haar grootmoeder op Huize Lyndenstein. Vader Rein van Lynden was eigenaar van vele boerderijen en huizen in Opsterland. Cornelia koesterde een grote voorliefde voor het buitenleven en was daarom graag op Lyndenstein. 

Hier werd zij bekend als een sociaal bewogen en meelevende freule, die zich inzette voor hulpbehoevenden in Beetsterzwaag en omgeving. Dit beeld is sterk ingegeven doordat zij op twaalfjarige leeftijd een eigen kruidenapotheekje begon. Buurtbewoners met kleinere medische klachten konden hier terecht. Cornelia begon haar apotheekje in een groot uitgevallen kippenhok en kwam op dit idee doordat ze via haar ouders de beschikking had gekregen over enkele volksgeneeskundige recepten. Cornelia nam haar taak uitermate serieus en schreef in een schrift wie haar patiënten waren en welke middeltjes zij verstrekte.

Helaas werd rond 1875 duidelijk dat Cornelia zelf aan tuberculose leed, waarschijnlijk de ‘chirurgische tuberculose’, een variant die  niet besmettelijk is, zoals de meer bekende open longtuberculose. Bij chirurgische tuberculose verergeren de klachten langzaam, zodat er tijd was voor reizen naar het bekende kuuroord Mariënbad (Mariánské Láznje, nu Tsjechië) en naar bergdorpen in de Zwitserse Alpen die aan haar herstel moesten bijdragen. Na augustus 1878 verergerde echter de ziekte. Cornelia verbleef op Neerijnen en kon niet meer reizen, ook niet naar Den Haag of Beetsterzwaag. 

Nog in 1879 schreef de vader dat de toestand onveranderd was. Het duurde tot 26 mei 1880 vooraleer Cornelia aan de ziekte bezweek, 20 jaar oud. Op 31 mei 1880 is zij begraven in Beetsterzwaag, eigenlijk bijgezet in een grafkelder te Oud-Beets. 

In één van zijn testamenten heeft haar vader geschreven dat er een stichting moest komen die de Cornelia-Stichting zou gaan heten. Al het vermogen moest worden gebruikt voor deze stichting. Deze is in 1915 tot stand gekomen, opgericht door Cornelia's jongste oom, Jacob baron van Pallandt, met als missie: ‘het kosteloos opnemen van ziekelijke, gebrekkige of behoeftige minderjarige kinderen uit de dorpen Beetsterzwaag, Beets, Siegerswoude, Wijnjeterp, Lippenhuizen en Terwispel.


Afbeeldingen